Het Motivatiezelfonderzoek is ontstaan vanuit 25 jaar van gesprekservaring met jongeren, leeringen uit het VO en studenten. Als gecertificeerde ZKM-consultants hebben wij een Rogeriaanse visie op de relatie tussen therapeut en cliënt. Natuurlijk heeft onze ervaring met het onderwijs ons geholpen deze visie in een duidelijke stellingname om te zetten. Hieronder enkele punten daaruit. Veel van wat wij doen is ook bevat in het werk van Edward Deci en Richard Ryan (zelfdeterminatietheorie).
Stelling 1: Elke jongere heeft motivatie om te leren
Jongeren imiteren om te leren. Elk kind wil eigenlijk ergens goed in zijn en zich daarmee onderscheiden. Het feit dat een jongere niet presteert is meestal niet het gevolg van een gebrek aan motivatie, maar van een hindernis of een tegenkracht die tot stilstand leidt. Zowel begeleiders op scholen als ouders kunnen vaak weinig begrip opbrengen voor het feit dat de leerling niet zelf in staat is om "zichzelf aan te zetten", "het gewoon te doen", "de knop om te zetten". Men vindt dat motivatie voor school normaal is en dat iedereen die kan oproepen. Dat is zeker niet het geval en ook niet zonder meer voor de hand liggend. In het MZO zoeken we samen met de jongere naar blokkades en oorzaken daarvoor. We erkennen daarmee dat motivatieproblemen echte problemen zijn.
Stelling 2: Motivatie is netwerkgebonden
Je presteert altijd in een kader dat deze prestatie waardeert, het niveau bepaalt, feedback geeft, straffen en beloningen uitdeelt. We noemen dit het netwerk. Het eerste netwerk is de familie, ouders of opvoeders, broers en zussen. Het tweede netwerk is de school. Kinderen leren in een groep. Hoewel de prestaties meestal aan het individu worden toegschreven is de groep de maat. En het derde netwerk zijn de vrienden, die bij de puber een extra belangrijke rol spelen, als voorbeeld voor je identiteit. De netwerkgebondenheid van motivatie betekent dat ook een aanpak van een gebrek aan motivatie gebruik zal moeten maken van de interacties in dat netwerk. Dat is de reden dat veel motivatieproblemen pas opgelost kunnen worden als men ook de ouders bij het proces betrekt, bijv. via een oudergesprek.
Stelling 3: We moeten niet over maar met de leerling praten
Ongemotiveerde leerlingen voelen zich vaak niet gehoord. Ze hebben het gevoel dat iedereen voor hun beslist, terwijl men ze juist aanspreekt op de eigen verantwoordelijkheid om tot actie te komen. En dat is precies wat niet lukt. Een belangrijk deel van de verandering van deze situatie is gelegen in het herstellen van het contact tussen de verschillende delen van het netwerk. Jongeren moeten het gevoel krijgen dat zij serieus genomen worden, dat men hun verhaal wil aanhoren. Druk uitoefenen is niet effectief. Het MZO stimuleert de dialoog tussen de leerling, zijn/haar begeleider, ouders en school. De screening is niet het oordeel over de leerling, maar het startpunt voor een nieuw gesprek. De leerling moet zelf ontdekken en zien wat zijn haar hindernissen zijn en actief betrokken worden bij het zoeken naar oplossingen.
Stelling 4: Het hele verhaal is belangrijk
Oplossen van motivatieproblemen vereist dat het hele verhaal van de leerling wordt gehoord. Veel motivatieproblemen hebben namelijk niet direct te maken met de actuele prestatiesituatie, maar komen voort uit ervaringen van de leerling die veel verder terug liggen. Een pesterij op de basisschool bijv. kan de reden zijn dat de leerling pas op de middelbare school vastloopt. Daarom gebruiken we in het MZO een soort "levensverhaal" dat de leerling vertelt via de vragenlijst. De vragenlijst is min of meer chronologisch opgebouwd en brengt veel verschillende gebeurtenissen uit de jeugd in kaart. Denk aan: relatie tot de juf en de medeleerlingen op de basisschool, schooladvies, broers en zussen, scheidingen, stiefouders, woonsituatie, immigratie, ziekte, overlijden, schoolwisselingen, pesterijen, verhuizingen, etc.
Copyright: Bureau Nieuw Perspectief *** Powered by CMSimple_XH ***·w3schools-css *** Inloggen ·Laatste update: